Couperus (column)

REGIO - Op 10 juni 1863 werd, op het adres Mauritskade 11 in Den Haag, Louis Couperus geboren. Het heeft weinig zin om op dat adres - als het nog bestaat tenminste - te gaan staan mijmeren over oude mensen en dingen die voorbij gaan want het perceel is inmiddels omgedoopt tot nummer 43.
Wanneer u even vlug heeft meegerekend is 1863 precies 150 jaar geleden en dus heeft Den Haag er een Couperusjaar tegenaan gegooid. En niet zo zuinig. Zo kwam er een Couperusplaquette op de gevel van voornoemde woning, is er een Couperusboom, een Couperusbank, een Couperusbeeld en waarschijnlijk ook een Couperuslantaarnpaal. Niet allemaal van dit jaar, begrijp me goed, maar dat hebben we in de loop der tijden bij elkaar verzameld. En dan zou ik bijna Eline Vere nog vergeten, die vlak bij mijn oude 's-Gravenhaags Christelijk Gymnasium duf over een vijver staat uit te kijken.
Als het een beetje meezit, beginnen we in 2023 trouwens van voren af aan. Dan is het namelijk 100 geleden dat de man is overleden en trekken we met ons allen naar de begraafplaats Oud Eik en Duinen want daar ligt wat er nog van hem over is. Couperus werd overigens gecremeerd op Westerveld, maar zijn as is in Den Haag begraven en rust onder een witmarmeren steen, waarop verticaal nog zo'n steen staat met het simpele opschrift 'Louis Couperus 1863-1923'. Op 16 juli neemt het Couperus Genootschap al een voorschot met een kranslegging ter gelegenheid van zijn 90e sterfdag, maar dat is geen getal waar je een heel jaar omheen kunt bouwen.
Couperus was de zoon van mr. J.R. Couperus, onder meer raadsheer bij het Hooggerechtshof, en jonkvrouw C.G. Reynst. Zijn vader heeft zijn leven lang geprobeerd te bewijzen dat de Couperusjes van adel waren en wel via de Schotse Cowper-clan, maar hij is op dat gebied titelloos ontslapen. Er klopt ook, zoals later is aangetoond, geen bal van het verhaal maar iedereen moet een hobby hebben. Meer waarschijnlijk en zelfs vrijwel zeker is dat de familie afstamt van Friese kuipers en omdat een beroep later vaak een achternaam werd, heet onze Louis dus eigenlijk gewoon Kuiper. Maar als je dat in het Latijn vertaalt krijg je Couperus en dat staat aanzienlijk deftiger. Louis debuteerde op zijn twintigste met een gedicht, 'Errinnering', en ging vervolgens vrolijk door met rijmen. De kritieken waren op zijn zachtst gezegd nogal wisselend. Zo had J.N. van Hall het in de Gids van 1884 over 'verrassend schoone en betooverende taalmuziek' en vond Willem Kloos het de moeite niet waard om die literaire rotzooi in de prullenbak te gooien. De twee voorbeelden die ik heb opgevist doen vermoeden dat ik het zelf ook wel bij het voorwoord had gelaten:
‘Op zee in schomlend schuitjen,
Zoo rank gelijk een zwaan’
en
‘Hoe zij stoeijen, dartlen, kruipen,
Over ’t sneeuwen halsjen sluipen!’
Maar dan laat hij gelukkig de gedichten varen en verschijnt in 1889 de roman die hem in één klap beroemd zal maken: Eline Vere. Het werk verscheen eerst als feuilleton in Het Vaderland en was meteen een enorm succes. Het verhaal gaat dat Couperus, toen bleek dat het niet zo goed ging met Eline, brieven kreeg van ongeruste lezeressen die hem dringend verzochten het mens niet te laten sterven. Maar dat was, zoals bekend, nu juist wat ze wél deed - door teveel slaapmiddelen in te nemen om precies te zijn. Waardoor een einde kwam aan het leven van een meisje uit de gegoede stand die zich met het leven geen raad wist. Ze stemt er twee keer in toe om te trouwen, verbreekt die beloftes dan weer en verveelt zich kapot in haar bourgeois-leventje. Zoals veel van dat soort meisjes indertijd, want voor hen was het een buitengewoon saai leven voor de dood. Daarna volgen een enorme reeks romans, al dan niet historisch, reisverhalen en columns. Couperus presenteerde zich graag als een dandy, die eigenlijk de hele dag weinig anders uitvoerde dan flaneren, en hij heeft zich kapot gewerkt om die mythe in stand te houden. Bovendien was hij tussen het schrijven door regelmatig onderweg, want voor iemand die schijnt te hebben gezegd 'zo ik iets ben, ben ik een Hagenaar' heeft dat hem er niet van weerhouden om dat prachtige 's-Gravenhage zeer regelmatig te verlaten. Hij was geen thuiszittertje zullen we maar zeggen. Zo heeft hij zelfs in Nice samen met zijn vrouw Elisabeth - een achternicht, maar dat was min of meer gebruikelijk bij de hogere standen van die tijd - een pension gedreven. Couperus heeft vrijwel heel Europa en het toenmalig Nederlands-Indië bereisd en dat allemaal per trein en boot, want vliegtuigen waren er pas vanaf het begin van de twintigste eeuw en kwamen nog niet verder dan zestien meter voordat ze hijgend ter aarde stortten. Je vraagt je af waar hij de tijd vandaan gehaald heeft om zoveel te schrijven.
Maar dat is hem gelukt en dat stemt tot dankbaarheid. Ik moet er niet aan denken dat hij was blijven dichten. Eén 'sneeuwen halsjen' is ruim voldoende.