Medicijnen testen, hoe werkt dat eigenlijk? 5 vragen beantwoord
DEN HAAG - Het Center for Human Drug Research (CHDR) maakte donderdag bekend dat het medicatie wil testen op kinderen, psychiatrisch patiënten en dementerende ouderen. Wij zochten de antwoorden op de vijf meest gestelde vragen.
Wat doet het CHDR eigenlijk?
Het CHDR is een onderzoekscentrum in Leiden dat onderzoek doet naar de werking van geneesmiddelen op mensen. Het is ontstaan in 1987, toen het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) manieren zocht het medicijnonderzoek beter te structureren. Eigenlijk is CHDR dus hét centrale punt voor onderzoek en tests met medicijnen.
Hoe gaat het testen in zijn werk?
In eerste instantie worden alle medicijnen getest op gezonde proefpersonen. Zij krijgen een lage dosis van het betreffende geneesmiddel, om te kijken of ze daar goed op reageren. Dan wordt ook onderzocht hoe je lijf het middel opneemt en afbreekt.
Nadat door deze test gebleken is dat het middel helemaal veilig is voor mensen wordt de effectiviteit op patiënten getest. Dan wordt ook gezocht naar de juiste dosis. Op dit moment is het CHDR bezig een nieuwe aanpak te ontwikkelen, waarin gevoeligere doelgroepen vanuit huis gemonitord kunnen worden.
Is het meedoen aan zulke tests wel veilig?
Toen wij deze vraag stelden aan Koos Burggraaf, de directeur research van het CHDR, drukte hij ons op het hart dat er strenge wetten en regels gelden voor onderzoek met proefpersonen. ‘Duizenden gezonde vrijwilligers doen jaarlijks mee en slechts in enkele gevallen treden er onverwachte effecten op. Ook voor die vrijwilligers gelden namelijk regels: je mag bijvoorbeeld maar vier keer per jaar en ééns per drie maanden, meedoen aan onderzoeken.’
Is het testen op bijvoorbeeld kinderen eigenlijk wel legaal? Kun je zo’n behandeling weigeren?
‘Voor ons doet deze vraag niet terzake,’ aldus Burggraaf. ‘Er gelden rondom de genoemde doelgroepen, dus zeker ook voor jonge kinderen, allerlei regels.’
Een van die regels is bijvoorbeeld dat kinderen onder de 12 altijd recht hebben op informatie. Een arts moet een kind op begrijpelijke manier, dus eigenlijk in een soort Jip en Janneketaal, uit kunnen leggen wat de behandeling inhoudt. De ouders beslissen vervolgens of hun kind behandeld wordt. Tussen de 12 en 16 jaar beslissen het kind en de ouders samen, en vanaf je 16e mag je zelf besluiten of je een al dan niet experimentele behandeling wil ondergaan.
Wat voor medicatie wil het CHDR testen op deze doelgroepen, en waarom?
Er is geen behandeling voor dementie beschikbaar. Ook voor psychiatrische klachten, zoals ernstige depressies en schizofrenie, zijn geen 100 procent doeltreffende behandelingen beschikbaar. Het CHDR streeft ernaar om bij te dragen aan het ontwikkelen van deze medicatie, en wil daarnaast een platform voor goede medische zorg voor deze groepen zijn.
‘Onderzoek is extra belastend voor deze doelgroepen,’ aldus Burggraaf. ‘We zoeken naar methodes die dat tegengaan. Dat is tweeledig. Enerzijds zoeken we naar nieuwe technologische ontwikkelingen, en anderzijds bieden we meer service. Een chronisch ernstig depressief iemand laten we dan bijvoorbeeld thuis bezoeken. We kunnen zo iemand bijvoorbeeld uitrusten met een smartphone die registreert hoeveel iemand beweegt en slaapt, en op basis daarvan kijken hoe het met iemand gaat.’
De ontwikkeling van nieuwe medicijnen in combinatie met nieuwe behandelwijzen kan er dus voor zorgen dat het volgende medicijnenonderzoek gewoon vanuit je luie stoel kan plaatsvinden. Voor deze doelgroepen lijkt dat wellicht een uitkomst, omdat demente ouderen gedesoriënteerd kunnen raken en kinderen geen schoolverzuim op hoeven te bouwen door regelmatige ziekenhuisbezoekjes.