Verdachten brand beddenwinkel Noordwijk ontkennen: 'Niks met de zaak te maken'

De brandweer bestreed het vuur in de beddenzaak.
De brandweer bestreed het vuur in de beddenzaak. © Flashlight Fotografie
NOORDWIJK - Twee verdachten van brandstichting in beddenzaak Business Class in Noordwijk eind april ontkenden dinsdag in de rechtbank iedere betrokkenheid: 'Ik ben zo boos omdat ik niets met de zaak te maken heb', zei Noordwijker Michael H. (52) De rechter besliste dat hij en zijn medeverdachte, Lissenaar Marcel van den B. (39) de rest van het proces buiten de cel mogen afwachten.
Op 30 april brak er brand uit in een technische ruimte van de zaak in de Hoofdstraat, in het centrum van de badplaats. Een restaurant in de straat moest worden ontruimd en ook bewoners van vier bovengelegen woningen moesten hun huis uit.
Volgens het Openbaar Ministerie zouden Marcel H., exploitant van de zaak en klusjesman Marcel van den B. het vuur hebben aangestoken door matrassen aan te steken met spiritus. Een conflict met de huurbaas zou een mogelijk motief kunnen zijn, volgens de officier van justitie.

Mogelijk meerdere motieven

Ook het verduisteren van de handelsvoorraad van de compagnon van H., ziet justitie als mogelijk motief. Dit omdat H. bezig was om een nieuwe zaak op te zetten in Diemen. De brand zou moeten verhullen dat hij spullen achterover had gedrukt. De advocaat van H. doet de theorie af als 'onzin'.
In het hok waar de brand was ontstaan stonden flessen spiritus opgestapeld. Volgens het OM om er voor te zorgen het vuur zich snel zou verspreiden. De advocaat van H. lijkt het nogal logisch om spiritus op te bergen in het rommelhok. Het spul zou gebruikt worden om in het riool te spuiten. Dit om stank tegen te gaan in het pand, dat slecht onderhouden was.

Het bewijs van schuld volgens het OM

Dat H. de avond van de brand meerdere keren naar de beddenzaak belde was voor het OM een aanwijzing dat B. daar was op dat moment. Een aantekening in zijn telefoon en een verklaring van de ex-vriendin van B. dat hij haar vertelde over het plan om de zaak in brand te steken, ziet het OM ook als bewijs.
H. zegt zelf geen motief te hebben. Zo vertelde hij dat hij zich niet kon verzekeren omdat het pand in zo'n slechte staat was. Door de brand raakte hij, naar eigen zeggen, alles kwijt. 'Ik heb gigantische schade geleden.' Ook B. vond dat hij onterecht vast zat. 'Ik was daar heel boos en verdrietig over', zei hij tegen de rechtbank. Op 12 maart gaat het proces verder, dan wordt de zaak inhoudelijk behandeld.