Laatste woorden (column Hans Rouw)

Hans Rouw
Hans Rouw
REGIO - Waarom weet ik niet, maar ik bedacht me op een bepaald ogenblik dat beroemde mensen die dood gaan doorgaans de neiging hebben om iets te zeggen. En dan bedoel ik niet 'kwok' of 'argh', zoals men misschien zou verwachten, maar complete volzinnen. Zelfs lieden die in het leven weinig te vertellen hadden en dat dan ook wijselijk niet deden, kletsen in hun laatste seconden de oren van iemands hoofd.
Onze eigen Willem de Zwijger, die deze bijnaam niet voor niets droeg, gooide er op het einde een heel gebed uit: 'mijn God, heb medelijden met mijn ziel en met dit arme volk.' Hij deed dat in het Frans, want de Vader des Vaderlands sprak hoogstwaarschijnlijk gebrekkig of helemaal geen Nederlands, maar vertaald is het ook een mooie zin. In dit geval is het bovendien een bijzondere prestatie, want Willem was op slag dood. Een kleinigheidje wellicht, maar toch niet onbelangrijk. Ofwel de man sprak tegen de ongetwijfeld verbaasde toehoorders vanuit het hiernamaals, terwijl zijn onbekommerde ziel richting Schepper wiekte, of iemand heeft het verzonnen. Dat laatste lijkt het meest waarschijnlijk.
Het aardige van laatste woorden is, dat ze soms een dergelijk rake typering zijn van hoe iemand in het leven heeft gestaan, dat je welhaast moet aannemen dat ze echt uitgesproken zijn. Vespasianus bijvoorbeeld, die van 69-79 keizer van Rome was, had zo zijn eigen gedachten over het geloof van zijn volk dat elke keizer na zijn overlijden een god zou worden. Toen hij dan ook op het punt stond het tijdelijke met het eeuwige te verwisselen mompelde hij niet zonder humor: 'ik geloof dat ik bezig ben een god te worden.'
Anderen hadden hun leven lang getwijfeld aan het bestaan van God, maar bij het naderen van de dood wilde deze opvatting zich nogal eens wijzigen. Sommigen raakten dan volkomen in paniek, maar de Duitse dichter Heinrich Heine, die overigens in Parijs woonde, maakte er niet zo'n punt van. 'God zal me wel vergeven, het is tenslotte zijn vak,' deelde hij mee en ging prompt op weg om te kijken of het klopte.
Er waren ook mensen die onbedoeld nogal dubbelzinnig waren, zoals de brave kanonneerbootcommandant Jan van Speijk, die in 1831 dreigde te worden overrompeld door de Vlamingen en daarom met de wens 'dan liever de lucht in' zijn eigen schip opblies in de haven van Antwerpen. Hij vloog hierna inderdaad letterlijk en figuurlijk de lucht in en staat vanwege die actie als held te boek. Of zijn bemanningsleden deze nogal drieste oplossing steunden vermeldt de geschiedenis niet, en wat ik me bovendien afvraag is hoe we in vredesnaam weten dat Van Speijk dit gezegd heeft. Was er misschien een bootsman die zei: ‘wacht even kapitein, ik vlieg niet mee want ik wil het nageslacht deze prachtige opmerking niet onthouden'? Zo moet het wel ongeveer gegaan zijn, want de rest van de aanwezigen bewoog zich even later in stukjes en brokjes door het zwerk, en dan lijkt het me knap lastig om nog iets te berde te brengen.
Enkele figuren maakten het vlak voor de grote oversteek wel erg bont. Een bekend voorbeeld hiervan is keizer Nero, die tot vreugde van vrijwel iedereen zijn biezen moest pakken en op zijn vlucht zelfmoord pleegde. Dat was de prettigste oplossing, want een paar legereenheden zaten hem op de hielen toen hij zich in een hutje probeerde te verschuilen en wanneer die soldaten hem te pakken kregen zou hij ongetwijfeld een dood sterven waarbij kruisiging nog als de meest verkiesbare oplossing uit de bus kwam. Hoe dan ook, deze Nero schijnt een stem gehad te hebben die door een tijdgenoot 'als van een krassende uil die met een verkoudheid kampte' werd omschreven, maar won desondanks alle gouden medailles op alle Olympische Spelen. Zingen en voordrachtskunsten maakten daar toen nog deel van uit, vandaar. Voor de jury's zat er niets anders op dat Nero de lauwerkrans toe te kennen, want het alternatief was in pek gewikkeld als lantaarn dienst te doen, wat niet leuk schijnt te zijn. Dus honoreerden ze het gekrijs van de despoot met de eerste prijs en Nero zelf was er vast van overtuigd dat hij die verdiende. Toen hij eindelijk na veel vijven en zessen en op sterk aandringen van een slaaf een zwaard in zijn lijf prikte, verzuchtte hij dan ook 'wat een groot kunstenaar gaat er met mij heen.'  Het is niet bekend of de slaaf daarna de slappe lach kreeg.
De Australische volksheld Ned Kelly had trouwens óók een opmerking die een beetje tegen de realiteit inging. Vlak voordat hij in 1880 zou worden opgehangen zei hij flegmatiek: 'Ach, zo is het leven.' De Duitse filosoof Karl Marx vond het uitspreken van een laatste wijsheid maar onzin, getuige zijn slotopmerking: 'Ga toch weg, laatste woorden zijn voor dwazen die nog niet genoeg hebben gezegd.' Pancho Villa, een Mexicaanse revolutionair die in 1923 vermoord werd, wilde echter heel graag iets verstandigs opperen maar hij kon zo snel niks verzinnen. Dus zei hij tegen een journalist die getuige was van de aanslag: 'laat het zo niet eindigen! Vertel maar dat ik iets gezegd heb.' Maar de mooiste laatste woorden zijn misschien wel die van Beatle George Harrison en ze zijn bovendien echt gezegd: 'heb elkaar lief.' En ongetwijfeld de meest juiste komen op naam van de Engelse minister-president Henry John Temple, toen die in 1865 overleed.
'Sterven, mijn beste dokter, is wel het laatste wat ik zal doen.'