Herdenking slachtoffers Oranjehotel en Doodencel 601

Doodencel 601
Doodencel 601
DEN HAAG - In de Scheveningse gevangenis is bij het Oranjehotel zaterdag de jaarlijkse herdenking gehouden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden ongeveer 26.000 mensen op last van de Duitse bezetters vastgezet in de Scheveningse gevangenis.Onder hen veel verzetsstrijders, waardoor het cellencomplex de geuzennaam 'Oranjehotel' kreeg.
Na een lezing was er een Stille Rondgang langs Doodencel 601. Deze was berucht als de cel waar de gevangenen hun laatste nacht doorbrachten, voordat ze de volgende dag op de Waalsdorpervlakte werden gefusilleerd.
Omroep West maakte in mei 2018 ter gelegenheid van de dodenherdenking een verhaal in een nieuwe vertelvorm over de Waalsdorpervlakte. Blader in je eigen tempo door de geschiedenis van de Waalsdorpervlakte. Tip: zet je geluid aan.

Werkt het digitale beeldverhaal niet? Gebruik deze link in je browser op je mobiel of tablet: http://verhalen.omroepwest.nl/het-verhaal-achter-de-waalsdorpervlakte#155403
Dichter Jan Campert schreef  in 1941'Het lied der achttien doden' over achttien verzetsstrijders die in hun cel op hun executie wachten.
Het lied der achttien dooden
Een cel is maar twee meter lang
en nauw twee meter breed,
wel kleiner nog is het stuk grond,
dat ik nu nog niet weet,
maar waar ik naamloos rusten zal,
mijn makkers bovendien,
wij waren achttien in getal,
geen zal den avond zien.
O lieflijkheid van licht en land,
van Holland's vrije kust,
eens door den vijand overmand
had ik geen uur meer rust.
Wat kan een man oprecht en trouw,
nog doen in zulk een tijd?
Hij kust zijn kind,
hij kust zijn vrouw
en strijdt den ijdlen strijd.
Ik wist de taak die ik begon,
een taak van moeiten zwaar,
maar't hart dat het niet laten kon
schuwt nimmer het gevaar;
het weet hoe eenmaal in dit land
de vrijheid werd geeerd,
voordat een vloekbre schennershand
het anders heeft begeerd.
Voordat die eeden breekt en bralt
het miss'lijk stuk bestond
en Holland's landen binnenvalt
en brandschat zijnen grond;
voordat die aanspraak maakt op eer
en zulk Germaansch gerief
ons volk dwong onder zijn beheer
en plunderde als een dief.
De Rattenvanger van Berlijn
pijpt nu zijn melodie,
- zoo waar als ik straks dood zal zijn
de liefste niet meer zie
en niet meer breken zal het brood
en slapen mag met haar-
verwerp al wat hij biedt
of bood die sluwe vogelaar.
Gedenkt die deze woorden leest
mijn makkers in den nood
en die hen nastaan 't allermeest
in hunnen rampspoed groot,
gelijk ook wij hebben gedacht
aan eigen land en volk
- er daagt een dag na elken nacht,
voorbij trekt iedre wolk.
Ik zie hoe't eerste morgenlicht
door 't hooge venster draalt.
Mijn God, maak mij het sterven licht
- en zoo ik heb gefaald
gelijk een elk wel falen kan,
schenk mij dan Uw gena,
opdat ik heenga als een man
als 'k voor de loopen sta.