Hoe kleine auto's groot kunnen zijn; dwergauto's bij Louwman Museum

DEN HAAG - Dwergauto's: hele kleine rijdende 'koekblikken', waar soms amper twee personen in passen. Betaalbare vervoermiddelen, die net even iets meer comfort boden dan een bromfiets of een motor. Na de oorlog was daar grote behoefte aan en autofabrikanten speelden daar op een creatieve manier op in. Het Louwman Museum in Den Haag duikt vanaf vrijdag in dit obscure stukje autogeschiedenis.
Verbazing en een heel klein beetje herkenning voeren de boventoon als de eerste bezoekers de tentoonstelling binnenwandelen. Verbazing omdat de meesten nog nooit zulke kleine autootjes hebben gezien. Herkenning bij bijvoorbeeld de Messerschmitt KR200. Een merkwaardig voertuig, dat het midden houdt tussen een auto en een brommer met overkapping.
'Een docent van mijn middelbare school had zo'n ding', fluistert een bezoeker die met zijn kleinzoon in het museum is. 'Mijn vader heeft er in gereden. Hij was van zijn schoonvader, dus van mijn opa', vertelt een andere bezoeker. 'Je hebt wel lol, denk ik. Geweldig toch, als je met je vriendin van je schoonvader zo’n auto mee krijgt?'

Vliegtuigenbouwer

De kenners weten dat Messerschmitt eigenlijk een fabrikant van vliegtuigen is. Dat zij zich in de jaren vijftig ook stortten op de markt van de dwergauto's is minder vreemd dan het lijkt. Directeur Ronald Kooyman van het Louwman Museum vindt dat ook precies het leukste van die dwergauto's.
'Talrijke fabrikanten van dwergauto's waren er allemaal op hun eigen manier mee bezig. Sommige waren vliegtuigbouwers, andere maakten scooters en andere alleen maar dit soort auto's. Ze hadden allemaal hun eigen inzicht, maar de overeenkomsten waren: het moest goedkoop zijn, het moest licht zijn en het moest de passagiers beschermen tegen de weersomstandigheden', vertelt hij.

Wurmen en behelpen

Als je plaats wilt nemen in een dwergauto, moet je wel een beetje lenig zijn. En het liefst niet al te lang of corpulent. Het is wurmen om erin en eruit te komen. Je kunt je dan ook bijna niet voorstellen dat het bij het maken van dit soort auto's juist ging om comfort. 'Het was de tijd waarin mensen weinig geld hadden', vertelt Kooyman. 'Dit bood wel enig comfort vergeleken bij een motorfiets, die in de jaren veertig het straatbeeld bepaalde. Het blijft behelpen voor ons in deze tijd. Wij zijn een beetje verwend.'
Dertig dwergauto's zijn de komende maanden te bekijken in het museum. Dertig wonderlijke voertuigen met elk hun eigen verhaal. Zoals de Velorex 16/250 uit Tsjechië. Een driewieler met een houten frame en een soort overkapping van linnen. Een soort tent op wielen met een motortje van 600cc. Licht, eenvoudig en goedkoop. 'Met veiligheidsaspecten werd weinig rekening gehouden. Je moet hier geen ongeluk mee krijgen', weet de museumdirecteur.

1 meter 20 hoog

De enige auto die uit de eigen collectie van het museum komt, is de Iso Isetta, waarvan de stuurkolom volledig mee naar buiten klapte bij het openen van het portier. Dat was noodzakelijk omdat je anders niet zou kunnen instappen.
Nog zo'n wonderlijk ding is de Peel P50, van slechts 1 meter 20 hoog. Een Britse auto en de kleinste ooit gemaakt. Er paste welgeteld één persoon in en dan was hij vol.

Cultstatus

De glorietijd van de dwergauto heeft maar kort geduurd. Al vrij snel maakten ze plaats voor moderne naoorlogse auto's als de DAF, de Mini, de 2CV en de Kever. Wat blijft is een fascinerend en kleurrijk stuk autogeschiedenis. Onder liefhebbers heeft de dwergauto inmiddels een cultstatus. De meeste auto's op deze tentoonstelling komen dan ook van particulieren, die ze koesteren. De kans bestaat dat de schare Nederlandse fans van deze voertuigen door deze tentoonstelling weer een stukje groter wordt.