Brandweerman over Haagse gasexplosie: 'Je wilt naar binnen, maar je verstand zegt: buiten blijven'
DEN HAAG - Zondag 27 januari 2019. Een datum die bij velen voorgoed in het geheugen staat gegrift vanwege de gasexplosie aan de Haagse Jan van der Heijdenstraat. Ook voor het leger aan medewerkers van de brandweer was het een dag om niet gauw te vergeten. 'Het hart van een redder wil naar binnen, maar je verstand zegt: buiten blijven.'
Een gigantische knal. Een gapend gat in de straat. Tien gewonden en één grote chaos. Het is 16.10 uur als de hulpdiensten massaal worden opgeroepen. Ed Adema, bevelvoerder bij de brandweer Haaglanden, is één van hen. Zijn team spoedt zich in de derde spuitauto richting het rampgebied. 'Het eerste wat door je hoofd gaat: hebben we te maken met een gasexplosie of is dit een terroristische aanslag?', blikt hij terug in het programma Studio Haagsche Bluf op Radio West.
Het blijkt te gaan om een gasexplosie die meerdere huizen heeft verwoest. Geen onbekend fenomeen voor Adema. 'Ik heb wel vaker een explosie meegemaakt, bijvoorbeeld in de Herman Costerstraat. Je bent puur technisch bezig, je probeert de situatie in te schatten. Hoe ziet het pand eruit? Hoe zwaar is de klap geweest? Zijn er heel grote draagmuren ingestort?'
Rondvliegend beton
Als bevelvoerder geeft hij leiding aan de brandweerlieden. Terwijl vanuit de andere twee spuitwagens al is begonnen met blussen, vraagt de eindverantwoordelijke Officier van Dienst (OvD) hem naar de achterkant van het getroffen gebouw te gaan. 'We zijn heel snel over muurtjes geklommen, en over daken van schuren aan de achterzijde.'
Hij vervolgt: 'We kwamen uit in de achtertuin van een aangrenzende woning. Door de klap was daar de betonschutting zelfs voor de helft vernietigd. Alle ramen waren uit het huis geklapt door rondvliegend beton en stenen. In het getroffen pand lag een heel stuk van de gevel eruit, vanaf de eerste etage lag een heel stuk eruit en er waren wat muurtjes ontzet.'
Slachtoffer onder puin
Er blijken op dat moment nog mensen in het gebouw te zijn. 'Ondertussen proberen officieren met politiemensen te achterhalen wie er op die adressen wonen en of ze thuis zijn', legt brandweercommandant Esther Lieben uit. 'Er is altijd een bepaalde fase in zo'n incident dat het een beetje onzeker blijft. Dat werk wordt door de politie uitgevogeld.'
Dan begint de reddingsoperatie pas écht. Vier personen worden uit het pand gehaald, maar er bevindt zich nog één slachtoffer onder het puin. Lieben: 'Dat is elke keer één van de rottigste dillema's. Je weet dat je een inzet wil doen om mensen te kunnen redden, zodat ze het overleven. Dat moet soms ook relatief snel gebeuren. Aan de andere kant: je moet er niet aan denken dat die constructie toch naar beneden komt als Ed net zijn jongens inzet.'
'Een heel zwaar besluit'
'Nadat we de eerste dame hadden gered, hadden we ook even contact met die jongen die voorin onder de vloer lag', aldus bevelvoerder Adema. 'Als ik terugkom, scan ik altijd opnieuw het pand. Is er wat veranderd? Is het nog te doen? Kunnen we er nog in? Bij die tweede scan zag ik een verschoven muur en een weggedraaid penant. Een draagmuur die helemaal weg was, een stevige constructie die op twee plekken was gescheurd. En metalen binten die naar buiten waren gedrukt door de beweging van het pand.'
Zijn team is inmiddels al weer binnen. 'Dan krijg je het punt waarop je een heel zwaar besluit moet nemen. Je weet dat er nog iemand in het gebouw zit, maar je moet wel je mensen terugtrekken, want het is gewoon te gevaarlijk geworden. Dat was heel moeilijk. Het hart van een redder wil op dat moment naar binnen, maar je verstand zegt: buiten blijven, straks heb ik niet één slachtoffer maar zes of zeven.'
'We hebben het gered'
Een speciaal team van de brandweer moet helemaal uit het dorpje Beusichem in Gelderland komen om de 28-jarige Sharwin te redden. Acht uur na de explosie wordt hij onder het puin vandaan gehaald. 'Heel bevrijdend', noemt commandant Lieben die gebeurtenis. 'Er gaat een golf door iedereen die daar is. Want je hebt het laatste slachtoffer eruit, zonder dat je zelf slachtoffers hebt gehad.
'Daar is ook een teamfoto van gemaakt', vertelt ze verder. 'Een soort euforie komt er over die hele club. Blijkbaar is dat een emotie die er dan toch uitkomt: we hebben het gered. Zoiets hebben we ook gehad met de scheepsbrand in Scheveningen. Toen het sein brand meester van de bevelvoerder kwam... O, man, toen was ik zó gelukkig. De hele tijd was ik bang dat er mensen van ons in zouden blijven.'
Voorlichting in wijk
Wat overblijft, is de nazorg. Hebben medewerkers van de brandweer geen behoefte aan contact met slachtoffers? 'Dat mag dus niet in Nederland', geeft Esther Lieben aan. 'Dat vind ik ook terecht. Zodra we iemand hebben overgedragen aan wat wij de witte kolom noemen, de ambulances, dan gelden regels die gaan over de privacy van het slachtoffer. Soms neemt iemand zelf contact op. Dat kan wel, als het van diegene zelf uitgaat. Uiteindelijk gaat het om het slachtoffer, het gaat niet om ons.'
Wel hebben brandweermensen enkele weken later voorlichting in de wijk gegeven. Onder hen ook Ed Adema. 'We konden nog niet echt zozeer over oorzaken praten, het rapport moest nog uitkomen. Maar meer over hoe wij het hebben beleefd. Er waren wel allerlei vragen in het wijkcentrum. Soms over de simpelste dingen, zoals: wij wonen in de buurt, lopen we gevaar?