Veel details, geen harde antwoorden: dit staat er in het eerste rapport over het surfdrama

© John van der Tol
DEN HAAG - Vooral de aanwezigheid van grote hoeveelheden algenschuim lijkt een verklaring voor het surfdrama bij Scheveningen, meldt de gemeente Den Haag vrijdagochtend in een persbericht over het onderzoek. Maar een nadere blik leert dat er buiten veel details over de weersomstandigheden en het snelle handelen van de hulpdiensten, eigenlijk nog geen harde antwoorden zijn op de vraag hoe het kan dat vijf jonge, ervaren surfers hun leven verliezen op 11 mei van dit jaar.
'Hoe kon dit gebeuren? En hoe kon het dat mensen met zo veel surfervaring op een plek, waarmee zij zo goed bekend waren, toch door de omstandigheden zijn overvallen? Wat waren de factoren die zoveel zeeschuim ter plekke hebben veroorzaakt? Was dit een uitzonderlijke situatie voor een van deze factoren of was sprake van een combinatie van meerdere factoren en oorzaken?' Het zijn allemaal vragen die leven bij de Haagse waarnemend burgemeester Johan Remkes.
De hoop is dat een aantal onderzoeken daarop antwoord kan geven. Maar een rapport van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) en een evaluatie van het optreden door de hulpdiensten geven eigenlijk nog weinig helderheid. Eén ding is wel zeker. Het Openbaar Ministerie stelt, zoals gebruikelijk bij niet-natuurlijke overlijdens, een feitelijk onderzoek in naar de tragische gebeurtenissen. Hiervoor zijn onder meer getuigen gehoord. Er worden geen aanwijzingen gevonden voor mogelijk strafbaar handelen.

Schuim opgeklopt in de branding

Wel beschrijft het rapport van het NIOZ dat er die dag veel schuim op het water drijft. Dat komt weer omdat er dit voorjaar veel schuimalg (Phaeocystis globosa) in de zee zit. De onderzoekers: 'Wanneer op een zeker moment een tekort aan licht of voedingsstoffen ontstaat, stort de bloei in en drijven de algen bij rustig weer naar het oppervlak. Zo komt organisch materiaal vrij, dat door de golven tot schuim opgeklopt kan worden, met name in de brandingszone, en door de wind naar de kust worden getransporteerd.'
De dagen voor het incident is er weinig wind waardoor die algen en de resten daarvan boven komen drijven. Op 10 mei neemt de wind juist toe, waardoor die massa schuim wordt. Omdat die wind uit het noordnoordoosten komt, wordt dat schuim van een groot oppervlak ook nog eens naar de kust geblazen. In de branding werd het vervolgens nog weer verder opgeklopt. Op 11 mei zelf is de wind noordoostelijk, waardoor dat schuim zich ophoopt tegen ‘obstakels die dwars op de kust staan’, zoals het havenhoofd. Op foto's is te zien dat de laag wel twee, drie meter hoog is.

Wind blaast schuim in de driehoek

Het NIOZ merkt ook op dat de wind op 11 mei rond 18.30 uur iets meer naar het noorden draait. Daardoor komt dat schuim in de driehoek tussen het Noordelijk Havenhoofd en het strand terecht. Precies de plek waar de vijf surfers dan in zee zijn.
Wat zich daar vervolgens precies afspeelt, blijft ondanks alle onderzoeken ook nu nog onduidelijk. Het NIOZ schrijft zelf dat hoewel de hoeveelheid schuim 'opmerkelijk' kan worden genoemd, 'de precieze toedracht van het ongeval niet bekend' is. Wel, schrijft Remkes, deelt het stadsbestuur de mening van het Openbaar Ministerie dat er sprake is geweest van 'een ongelukkige samenloop van omstandigheden die tot dit dramatische ongeluk heeft geleid'.
Onderzoeker van het NIOZ, Katja Philippart, heeft in het TV West Nieuws uitleg gegeven over het rapport.
Onderzoeker NIOZ legt uit wat er gebeurde op de dag van het surfdrama Scheveningen

Handelen van de hulpdiensten

Verder geeft het onderzoek wel een gedetailleerde inkijk in het handelen van de hulpdiensten. Zo blijkt dat deze exact zes minuten na de eerste melding aanwezig waren op de plek des onheils.
Om 19.15 uur komt bij de landelijke meldkamer van het Kustwachtcentrum in Driebergen een verontrustende melding binnen. Bij 'het havenhoofd' in Scheveningen is een groep surfers in de problemen gekomen, is de boodschap. Een exacte plek is dan nog niet bekend, maar de kustwacht neemt binnen een minuut contact op met de meldkamer van de hulpdiensten in Den Haag. Daar slaat de brandweer vanwege 'de ernst van de melding' groot alarm.

Meerdere schepen, helikopters en voertuigen

Vanaf dat moment komt een grote operatie op gang, waarbij tientallen hulpverleners, meerdere schepen, helikopters en voertuigen worden ingezet. De zoektocht naar wat later Joost (30), Sander (38), Pim (24), Max (22) en Mathijs (23) blijken te zijn, komt op gang.
Terwijl de eerste wagens uitrukken, neemt de brandweer contact op met degene die naar Driebergen belde om te vragen naar een exacte plek. Hij blijkt dat het gaat om het Noordelijk Havenhoofd. Politie, ambulance en de KNRM worden ook op de hoogte gebracht.

Ondersteuning uit Ter Heijde, Hoek van Holland en Katwijk

Exact zes minuten na het eerste telefoontje zijn de eerste brandweerlieden ter plekke. Nog binnen een half uur worden ook de eerste drie surfers uit het water gehaald, door een van de KNRM-reddingsboten uit Scheveningen. Aan boord van dat schip wordt direct begonnen met de reanimatie van twee van hen. De derde is wel bij kennis. Eenmaal aan wal wordt de reanimatie overgenomen door ambulancemedewerkers. Het mag niet baten. De twee jongemannen, ervaren surfers, zijn overleden.
Uit de rapporten blijkt dat de KNRM aanvankelijk met twee vaartuigen uit Scheveningen is uitgerukt. Binnen een half uur voegen de vaartuigen van Ter Heijde en Hoek van Holland zich daarbij. Daarnaast worden voertuigen van de KNRM op het strand ingezet. Verder vliegen er helikopters van de kustwacht rond. Bovendien wordt ondersteuning geboden door schepen van de kunstwacht en de KNRM uit Katwijk aan Zee.

Alles gedaan wat mogelijk

De brandweer laat onder meer duikers, het Surf Rescue Team, een hoogwerker, een strandvoertuig en een autospuit uitrukken. De politie zet 26 eenheden in: jeeps, het parate peloton, paarden, een helikopter, noodeenheden en familierechercheurs, bijvoorbeeld. De geneeskundige diensten sturen uiteindelijk acht ambulances en twee traumahelikopters met mobiele medische teams uit Amsterdam en Rotterdam.
Al die hulpverleners speuren op dat moment zonder resultaat. Om 22.30 uur wordt besloten de zoektocht te staken vanwege het invallen van de duisternis en het slechte zicht. De volgende morgen om 05.35 gaat het werk door. Dan zijn opnieuw KNRM, kustwacht, brandweer en politie aanwezig. Ruim een uur later wordt het derde slachtoffer gevonden, om 09.00 uur het vierde. Ondanks vele nieuwe zoektochten daarna pas gisteren het laatste, Mathijs uit Delft.
De hulpdiensten stellen dat zij alles hebben gedaan wat mogelijk is. De conclusie die ze trekken is nu dat het gevoel overheerst dat de inzet 'onder deze omstandigheden zo optimaal als mogelijk is geweest'. Het rapport: 'Het beeld is dat alle hulpdiensten hebben gedaan wat in hun macht lag en daarbij de grenzen hebben opgezocht van wat operationeel verantwoord is.'