Toch nog lichtpuntje voor Haagse ijscoman Moes: politiek wil dat hij mag blijven

DEN HAAG - Een lichtpuntje gloort voor de Haagse ijsverkoper Moes die met zijn kar van het Binnenhof dreigt te verdwijnen. De gemeenteraad wil dat er een uitzondering komt op de nieuwe milieuregels zodat 'driewielige bromfietsen die tot het cultureel mobiel erfgoed van de stad behoren' gewoon nog het centrum in mogen. Dat betekent dat Moes gewoon kan blijven staan. Bovendien nam de raad ook een voorstel aan zodat hij duizend euro van de gemeente mag inzetten om zijn brommer aan te passen.
De bekende ijscoman Moes Pekdemir staat al ruim 45 jaar met zijn ijskarren in de Haagse binnenstad. Vanwege nieuwe eisen aan brommers in Den Haag, mag de 65-jarige ondernemer niet meer in het centrum komen met zijn nering. Zijn ijskarren zijn zestig tot zeventig jaar oud en worden voortgedreven door tweetaktmotoren en die zijn vanaf december niet meer welkom omdat ze te vervuilend zijn.
Moes vroeg eerder bij verantwoordelijk wethouder Liesbeth van Tongeren (GroenLinks) een ontheffing aan. Maar die kreeg hij niet. Met pensioen kan de ijscoboer ook nog niet. 'Ik moet nog een paar jaar doorgaan. Ik doe dit al 45 jaar en ben nu 65. Dat betekent dat ik nog geen recht heb op AOW. Dus ik moet nog een paar jaar ijs verkopen', zei hij eerder tegen Omroep West.
Op de bres
Diverse partijen in de Haagse gemeenteraad sprongen daarom op de bres voor de ondernemer die een bekende verschijning is. 'Dit is gewoon Haags cultureel erfgoed. Moes is een begrip in Den Haag. Hij heeft meer premiers gezien dan alle Kamerleden bij elkaar. Hij is één van de bekendste Hagenaren en hordes toeristen komen op hem af. Hij hoort daar gewoon te staan', aldus raadslid Ralf Sluijs van Hart voor Den Haag. 'Ik vind dit zo verschrikkelijk.'
Hij diende donderdag tijdens de gemeenteraadsvergadering samen met Lesley Arp van de SP en Tahsin Çetinkaya van de Islam Democraten een voorstel in om de Haagse ijscokarren die 'behoren tot het culturele mobiele erfgoed' een jaarlijkse vrijstelling te geven voor hun tweetaktmotoren in het voorjaar tot en met het najaar'.
Onmogelijk
Maar dat is onmogelijk, aldus de wethouder. Omdat er geen definitie van een 'ijscokar' bestaat. Dit tot frustratie van Sluijs. 'Ja, voorzitter. Ik hoef hier toch niet uit te leggen wat een ijscokar is aan de wethouder? Gaan we hier nou serieus een discussie over voeren?' Van Tongeren: 'We kunnen wel ongeveer zeggen wat we bedoelen, maar daar kan het college geen regels op maken.'
Een voorstel van Sluijs om Moes te redden haalde het daarom niet. Wel kreeg een motie van Pieter Grinwis van de ChristenUnie/SGP een nipte meerderheid. Daarin staat dat een uitzondering moet worden gemaakt voor een bepaald type brommers: de L2e. Dat is volgens de Europese classificering een driewielige bromfiets. Die moeten een vrijstelling krijgen van de gemeente 'zodat zij hun standplaats kunnen blijven innemen in Den Haag'. Wethouder Van Tongeren had eerder gezegd dat dit 'lastig uitvoerbaar' zou zijn. Het is nog niet bekend of zij de motie uitvoert.
Grinwis zegt in een reactie dat hij blij is dat het lukte om de beslissende motie in te dienen om Moes en zijn collega's te redden. 'En er zo voor te kunnen zorgen dat we komend voorjaar weer onbezorgd een ijsje kunnen kopen op het Binnenhof of waar dan ook in Den Haag. Deze vrijstelling voor Moes is een kleine stap voor het IJspaleis, maar betekent een grote stap voor ijsverkopers - en andere ondernemers met klassieke driewielige bromfietsen', aldus het raadslid.
Inruilen
Ook een voorstel van CDA-fractieleider Kavish Partiman kreeg steun in de raad. Hij wil Haagse ondernemers tegemoetkomen die in het bezit zijn van driewielvoertuigen met tweetaktmotoren. Zij moeten de duizend euro die zij kunnen krijgen voor het inruilen van hun voertuig, ook kunnen gebruiken als gedeeltelijke vergoeding voor het ombouwen zodat die wel aan de eisen voldoet. Van Tongeren zei daarmee wel te kunnen leven. 'Een sympathiek plan.'
De hele discussie leidde wel tot grote frustratie van Frans Hoijnck van Papendrecht van de Groep Hoijnck. Hij zei zich 'buitengewoon te ergeren' aan het feit dat de wethouder niet 'gevoelsmatig weet wat in Den Haag traditie is en bewaard moet blijven'.
Van Tongeren: 'Ik vind die karren mooi en heb geen enkel bezwaar tegen die karren. Die mag zeker blijven staan. Het ijs heb ik genuttigd en vind ik mooi. Daar zit het probleem niet in. Het enige wat we doen is alle voertuigen in Den Haag stap voor stap schoner krijgen. En het spijt met dat de heer Hoijnck zich geërgerd heeft.'