Nastaren en nafluiten: straatintimidatie treft bijna de helft van de Hagenaars

Foto ter illustratie
Foto ter illustratie © ANP
DEN HAAG - Bijna de helft van de Hagenaars heeft de afgelopen twaalf maanden te maken gehad met straatintimidatie. Nastaren, nafluiten en het roepen van beledigende opmerkingen zijn de meest voorkomende vormen van straatintimidatie. Slachtoffers passen hun gedrag hierdoor aan en mijden bijvoorbeeld oogcontact of doen alsof ze bellen.
Dat blijkt uit onderzoek van I&O Research in opdracht van de gemeente Den Haag. Van de Hagenaars zegt 45 procent ervaring te hebben met straatintimidatie. Dat is vergelijkbaar met inwoners uit Utrecht (46%) en Amsterdam (41 procent). Nastaren komt het meeste voor (28 procent), gevolgd door nafluiten (16 procent) en het naroepen van beledigende opmerkingen (15 procent). Ook krijgen mensen te maken met achternalopen (9 procent), in het nauw drijven (4 procent) en bespugen (2 procent).
Vrouwen hebben vaker (55 procent) te maken met straatintimidatie dan mannen (29 procent). Mensen die door het onderzoek worden getypeerd als 'personen met een niet-heteroseksuele oriëntatie en/of mensen die zich niet (altijd) identificeren met hun geboortegeslacht', hebben vaker ervaring met straatintimidatie (56 procent). De helft van de inwoners die een zichtbare religieuze uiting dragen, zoals een hoofddoek, keppeltje of kruis, zegt een vorm van straatintimidatie te hebben meegemaakt. De daders zijn meestal (groepen) mannen of jongens.

Scheveningse boulevard

De meeste inwoners (67 procent) krijgen te maken met straatintimidatie in hun eigen wijk of buurt. Bij ongeveer vier op de tien inwoners vond intimidatie plaats tijdens het fietsen (35 procent) of in een winkelgebied (42 procent). Maar ook in uitgaansgelegenheden, in het openbaar vervoer en op de boulevard van Scheveningen komt het voor.
Protest tegen overlast en intimidatie van vrouwen op de boulevard van Scheveningen
Protest tegen overlast en intimidatie van vrouwen op de boulevard van Scheveningen © Richard Mulder
Het onderzoek toont verder aan dat slachtoffers van straatintimidatie hun gedrag aanpassen. Het meest genoemd is het vermijden van oogcontact (58 procent), het vermijden van bepaalde plekken in de nacht of avond (56 procent) en het niet meer lopen langs groepen mensen (39 procent). Ook bellen slachtoffers met iemand of doen alsof (37 procent), passen ze hun kleding aan (20 procent) en gaan bijvoorbeeld niet meer skaten of hardlopen (14 procent). Sommigen (4 procent) hebben pepperspray of een wapen bij zich.

Straatverlichting

De meeste mensen (86 procent) zeggen dat goede straatverlichting in de schemering helpt bij het vergroten van het veiligheidsgevoel op straat, het dichtbij hebben van toezichthouders zoals politie is voor 74 procent belangrijk en voor bijna zeven op de tien inwoners (68 procent) is het belangrijk dat de straat er netjes uitziet. Volgens 54 procent zal straatintimidatie afnemen door het uitdelen van boetes.
Het Haagse stadsbestuur heeft het onderzoek uit laten voeren omdat wethouder Bert van Alphen (GroenLinks) meer wilde weten over straatintimidatie in Den Haag. De resultaten moeten helpen om te bepalen wat belangrijk is bij de aanpak ervan. 'Iedereen moet zich waar dan ook in Den Haag vrij en veilig kunnen begeven en bewegen', zegt Van Alphen. 'Met de uitkomsten van de enquête, de interviews en de stadsgesprekken kom ik voor de zomer met een plan van aanpak tegen straatintimidatie.'

Online onderzoek

Het onderzoek is in november en december 2020 gestart. Toen zijn 105.002 Hagenaars via een brief benaderd met de vraag of ze mee wilden doen aan het online onderzoek. In totaal hebben 1.211 inwoners deelgenomen aan het onderzoek.