Primeur voor Leidse onderzoekers: ondraaglijke hoofdpijn blijkt deels erfelijke aandoening

LUMC Leiden waar baanbrekend onderzoek is gedaan naar clusterhoofdpijn
LUMC Leiden waar baanbrekend onderzoek is gedaan naar clusterhoofdpijn © D.F. Malan
LEIDEN - Leidse onderzoekers hebben een nieuwe stap gezet in het verklaren van clusterhoofdpijn. Ze hebben vier genen geïdentificeerd die een rol spelen bij het ontwikkelen van de aandoening. 'Deze ontdekking is een belangrijke stap in het ontrafelen van de precieze oorzaak van clusterhoofdpijn', meldt het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC).
Patiënten die last hebben van clusterhoofdpijn worden soms meerdere keren per dag getroffen door episodes van ondraaglijke hoofdpijnaanvallen. De duur varieert van vijftien minuten tot drie uur. Over de oorzaken was tot voor kort nog maar weinig bekend. De studie onder leiding van het LUMC is de eerste waarin genetische risicofactoren in kaart zijn gebracht. Die ontdekking 'levert sterk bewijs dat de ziekte een genetische basis heeft', zegt hoogleraar Arn van den Maagdenberg.
De onderzoekers hebben onder meer de genen van 800 Nederlandse patiënten geanalyseerd. Noorse onderzoekers vonden vervolgens de genetische varianten die de Nederlandse collega's tot risicofactor hadden bestempeld terug bij zo'n 150 van hun patiënten. 'Een bijzondere ontdekking en stap naar de toekomst', reageert arts-onderzoeker neurologie én lid van het onderzoeksteam, Aster Harder.

Verschil voor 17.000 mensen

Universitair docent Raymond Noordam, die ook bij de studie betrokken was, hoopt dat de kennis van de oorzaken uiteindelijk ook echt verschil gaat maken voor de mensen die last hebben van clusterhoofdpijn. Volgens de Nederlandse Hoofdpijn Vereniging zijn dat in Nederland zo'n 17.000 mensen.
Tocht tempert Harder wel de verwachtingen. 'Het is niet zo dat mensen met clusterhoofdpijn nu ineens kunnen aankloppen voor een kuur. Dat heeft echt tijd nodig.' Ondanks dat de primeur voor nu geen diagnostische waarde heeft, stemt Harder de uitkomst positief. Zo kunnen de onderzoekers met een vervolgonderzoek wel achterhalen hoe deze aandoening ontstaat en er een betere behandeling op afstemmen. 'Het is een first step', aldus de arts-onderzoeker.