Van bomkelder tot conciërgewoning: dit wist je niet over het Mauritshuis

DEN HAAG - Het is feest in het Mauritshuis, het museum bestaat 200 jaar. Reden om de geschiedenis in te duiken en minder bekende feiten over het museum en de schilderijen voor je op een rij te zetten. Van de bouw van een bomkelder tot het verhaal over de beroemde stier van Potter. Dit schilderij was bijna door een Franse museummedewerker vernietigd.
Met een versierde gevel en een aantal bijzondere exposities viert het Mauritshuis dit jaar het 200-jarig bestaan als museum. Oorspronkelijk gebouwd als woonhuis in opdracht van graaf Johan Maurits van Nassau-Siegen - vandaar de naam Maurits' huis - krijgt het in 1822 de museale functie. Het verhaal van dit museum begint een aantal jaar eerder als Nederland bezet is door de Fransen. De bezetter confisqueert in 1795 de befaamde schilderijenverzameling van 200 stuks van stadhouder Willem V. De geroofde kunst met onder andere werken van Potter, Rembrandt en Rubens wordt triomfantelijk tentoongesteld in het Louvre in in Parijs.
Na de Slag bij Waterloo op 18 juni 1815 en de bezetting van Parijs, eist de kersverse Nederlandse koning Willem I zijn kunstcollectie op. Dat gaat niet zonder slag of stoot en resulteert uiteindelijk met een omsingeling van het Louvre door Engelse, Pruisische en Nederlandse soldaten, schrijft historicus Rob Berends. Aan de hand van een inventarislijst worden gedurende drie dagen de meeste schilderijen teruggevonden en per koets afgevoerd naar het vaderland. Aan het eind van de eerste dag dreigen incidenten met het transport van de Franse publiekslieveling: De Stier van Paulus Potter.
Met getrokken sabel in veiligheid
Eerst probeert een museummedewerker het stuk te beschadigen, wat voorkomen wordt met extra bewakers. Daarna besluit men de joelende menigte Parijzenaars buiten te imponeren met militair vertoon. Pruisische soldaten lopen in draf met het opgerolde doek op hun schouders naar de gereedstaande koets, gevolgd door soldaten met kleingeweer en voorop generaal De Man met getrokken sabel. En zo wordt De Stier in veiligheid gebracht.

Op 14 november 1815 wordt de terugkeer van 132 van de 200 schilderijen gevierd met een triomftocht in Den Haag. Zeven jaar later krijgen ze een permanent huisvesting in de collectie van Het Mauritshuis. De 68 ontbrekende schilderijen waren niet in het Louvre en zijn nooit teruggekomen.
Versterkte bomvrije kunstbunker
Het is niet de laatste keer dat een oorlog invloed heeft op de collectie van het Mauritshuis. Wanneer in 1939 de dreiging van oorlog met Duitsland toeneemt, komt men in actie om het nationaal kunstbezit te beschermen. De muren van de ondergrondse kelder bij het Mauritshuis worden verzwaard en zo doet de versterkte ondergronds ruimte dienst als kunstbunker. Tijdens de bouw worden bijna 200 kisten met schilderijen op veilige plekken in Den Haag verborgen. In de bomvrije kelder van het Mauritshuis zijn vooral schatten uit de Hofstad opgeslagen. Veel schilderijen uit de collectie vinden in de oorlogsjaren onderdak in de Kunstbunker Sint-Pietersberg bij Maastricht.

Wat er vlak na de oorlog met de ruimte is gebeurd, is niet bekend, laat een woordvoerder van het Mauritshuis weten. Nu zijn op die plek moderne museumruimtes waar de bezoekers rondlopen.
Vissen vanuit de conciërgewoning
Ook een ander onderdeel van het Mauritshuis is inmiddels verdwenen. Tot in de jaren vijftig heeft het Mauritshuis een conciërge die in een eigen woning in het museum woont. In de jaren vijftig zijn dat de oom en tante van Jan Rijntjes.

'Achter de dubbele deur aan de kant van de Hofvijver van het museum was destijds de woonkamer van oom Tinus en tante Sjaan Groenewold. Als mijn ouders gingen kaarten bij mijn oom en tante was ik vanuit het huisje aan het vissen in de Hofvijver. Ik herinner me dat oom Tinus 's avonds laat zijn rondes maakten en ik mee mocht. De zalen waren onverlicht en mijn oom liet dan zijn zaklantaarn over de schilderijen glijden. Vooral de anatomische les van Rembrandt maakte op die manier een onuitwisbare indruk', herinnert Rijntjes zich.
Meisje met de parel, koopje voor twee gulden en dertig cent
In 1881 koopt Hagenaar Arnoldus Andries des Tombe voor het luttele bedrag van twee gulden en dertig cent een schilderij dat in zeer slecht staat verkeert. Toch meent Des Tombe een Vermeer te herkennen. Het werkje wordt gerestaureerd en zijn gevoel bewaarheid. De handtekening van de Delftse schilder prijkt op het schilderij, waarop een meisje met een blauw-gele hoofddoek en oorbellen is afgebeeld. De investering van, omgerekend 30 euro, blijkt zeer lonend. Des Tombe laat het schilderij na aan het Mauritshuis, waar het als 'Meisje met de parel' bekend wordt.
De Leidse sterrenkundige Vincent Icke constateert in 2014 dat het meisje geen parel aan haar oor heeft hangen maar waarschijnlijk een zilveren oorsieraad. Tijdens een rondleiding viel het hem op. 'Het is een vorm van metaal, geen parel. Toen ik eenmaal thuis was, besloot ik er onderzoek naar te doen en ik was er snel uit. Ik had een paar soorten bolletjes genomen en daar een stuk papier onder gelegd (als vervanger van de kraag van het meisje) om de weerkaatsing van het licht na te bootsen. De conclusie was dat het onmogelijk een parel kon zijn', aldus de natuurkundige, die in zijn hoedanigheid als hoogleraar sterrenkunde aan de Universiteit van Leiden veel verstand heeft van lichtval.
Kijk hier hoe Icke tot zijn ontdekking kwam:
De waarschijnlijk eerste beschrijving van het schilderij dateert uit 1676. Het gaat om de inboedelinventaris van Johannes Vermeers bezittingen. Het doek wordt lange tijd ook anders genoemd, namelijk 'Het meisje met de tulband' en 'Meisjeskopje'. Totdat in 1995 in het mede door conservator Quentin Buvelot geschreven register bij de Vermeer-tentoonstelling in Amerika de keuze valt op 'Meisje met de parel'.
Zelfportret in weerspiegeling
Ook bij andere schilderijen kom je met goed kijken soms tot verrassende ontdekkingen. Zo lijkt het schilderij van Clara Peeters, Stilleven met kazen, amandelen en krakelingen, een traditioneel stilleven.

Bij nadere bestudering blijkt de zeventiende-eeuwse schilderes heel subtiel een zelfportret in het schilderij verstopt te hebben. In het tinnen deksel van de aardewerken kruik is de weerspiegeling van een vrouwengezicht te te zien.
Andy Warhol tussen de zeventiende-eeuwse schilderijen
De duurste aankoop van het Mauritshuis is het Portret van een oude man. In 1999 koopt het museum dit werk van Rembrandt voor 32 miljoen gulden, met dank aan vele donateurs. In het museum hangen ongeveer 250 schilderijen.

In het depot zijn rond de 300 kunstwerken opgeslagen. 'Over de locatie van het depot doen we geen mededelingen', laat de woordvoerder van het museum weten. Tussen de zeventiende-eeuwse schilderijen hangt een opvallend modern schilderij. Een portret van de voormalige koningin Beatrix, gemaakt door de hedendaagse kunstenaar Andy Warhol, springt eruit. Traditiegetrouw hoort in een overheidsgebouw een portret van het regerend staatshoofd te hangen. De toenmalig directeur van het Mauritshuis wilde geen saaie foto, maar een bijzonder kunstwerk.
Onverwachte details in het museum
Wanneer je door het Mauritshuis dwaalt, zijn niet alleen de schilderijen de moeite waard. Let ook op andere details. Zoals de verlichting in de Gouden Zaal, waar geduldige armen de kaarsen dragen. In andere zalen schitteren kroonluchters met Muranoglas. In de houten trap naar boven zie je hoe een hond jacht maakt op een hert.


