Den Haag biedt excuses aan voor slavernijverleden

Burgemeester Van Zanen maakt excuses
Burgemeester Van Zanen maakt excuses © ANP
DEN HAAG - De Haagse burgemeester Jan van Zanen heeft excuses aangeboden voor het slavernijverleden van de stad. Dat deed hij zondagmiddag in de Koninklijke Schouwburg tijdens een presentatie van een studie naar het slavernij- en koloniale verleden van de stad. 'Ik, als burgemeester van Den Haag, stad van vrede en recht, bied namens het college, mijn welgemeende excuses aan voor de wijze waarop voorgangers van ons het systeem van kolonialisme en slavernij hebben ondersteund en ervan hebben geprofiteerd', zei Van Zanen.
Den Haag is daarmee de laatste van de grote steden die excuses aanbiedt voor de rol in het slavernijverleden. De burgemeesters van Amsterdam, Rotterdam en Utrecht gingen Van Zanen al voor. Ook werd begin november duidelijk dat het kabinet van plan is om excuses aan te bieden voor het slavernijverleden.
Van Zanen zei zich zondagmiddag te realiseren dat die excuses het 'onnoemelijke leed' dat mensen is aangedaan, niet ongedaan kunnen maken. Verder benadrukte hij dat geen van de huidige inwoners van Den Haag schuld draagt voor de daden van Haagse inwoners en bestuurders van toen.
Haagse burgemeester Jan van Zanen biedt excuses aan voor slavernijverleden
De burgemeester ziet wel dat de geschiedenis voor veel mensen nog levend is: het werkt door tot de dag van vandaag. 'En dit zorgt voor verdriet. En boosheid. Ook omdat het systeem van kolonialisme en slavernij gestoeld was op racisme en wit superioriteitsdenken. Fenomenen waar de nazaten van de slachtoffers van kolonialisme en slavernij nog altijd mee worden geconfronteerd.'
Volgens de Haagse burgemeester is racisme ook vandaag nog een 'vergiftigende kracht' in de samenleving. 'Juist daarom is de erkenning van het leed dat het systeem van kolonialisme en slavernij heeft veroorzaakt zo belangrijk. Het racisme van nu kunnen wij pas echt aanpakken wanneer de herinnering aan de oorsprong van het racisme en de gevolgen ervan, kolonialisme en slavernij, onderdeel wordt van ons collectieve geheugen. En dat is op dit moment nog niet het geval.' Dat er in het verleden weinig aandacht was voor het slavernijverleden heeft voor 'veel pijn en boosheid' gezorgd, verklaarde Van Zanen.

Slavernijverleden Den Haag wijkt af

Het onderzoek naar het Haagse slavernijverleden werd uitgevoerd door het Koninklijk Instituut voor Taal- Land- en Volkenkunde. Op basis daarvan werd een boek geschreven. Daaruit blijkt dat het koloniale en slavernijverleden van Den Haag afwijkt van dat van andere steden in Nederland. Den Haag was geen handelsstad en had tot begin negentiende eeuw geen 'officiële' stadsrechten. De vertegenwoordiging van Den Haag in de besturen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en de West-Indische Compagnie (WIC) was beperkt.
Maar als zetel van het landsbestuur én als residentie van eerst de stadhouders en later de opeenvolgende vorsten en vorstinnen was Den Haag wel de plek waar op landelijk niveau alle besluiten over het koloniale beleid en daarmee ook slavernij en contractarbeid werden genomen. Een gebouw als het voormalige ministerie van Koloniën herinnert nog daaraan.

Investeren in VOC en WIC

Ook investeerden veel inwoners van Den Haag in de VOC en de WIC of direct in plantages waar tot slaaf gemaakten moesten werken. Veel van die investeerders maakten deel uit van de bestuurlijke bovenlaag, met functies op landelijk én lokaal niveau, staat in het onderzoek.
Mensen zoals Johan Sixti, een voorganger van Van Zanen, investeerde in de WIC, blijkt uit de archieven. Haagse kapitaalverstrekkers investeerden in de VOC een totaalbedrag van ongeveer 200.000 gulden, omgerekend rond de 3,3 miljoen euro. Dat geld zorgde ook voor bestuurlijke invloed: 100.000 gulden geïnvesteerd kapitaal gaf recht op een bewindhebber in de VOC.

'Geen problemen met investeren in slavernij'

Uit het onderzoek blijkt ook dat het toenmalige stadsbestuur van Den Haag graag invloed wilde krijgen op de VOC en WIC. Vermogende Haagse inwoners hadden geen probleem met het investeren in zaken die direct verbonden waren met slavernij.
Toen de slavernij werd afgeschaft woonden in Den Haag veertig eigenaren van plantages in de Caraïben. Opvallend was dat onder hen geen kooplieden waren, maar wel leden van de adel, militairen, ambtenaren en een paar politici. Van 564 Haagse burgers is bekend dat zij in de periode 1795-1940 zitting hadden in het gemeentebestuur. Van 89 van die mensen is vastgesteld dat zij een directe of indirecte band hadden met het koloniaal bestuur. Dat kan betekenen dat hun familie belangen had in de slavernij of dat ze zelf ooit werkzaam waren in het koloniaal bestuur. Bekend voorbeeld is Tweede Kamer- en gemeenteraadslid Cornelis van Sypesteijn, mede-eigenaar van verschillende plantages in Suriname.

Huidige inwoners Den Haag

Direct gevolg van de afschaffing van de slavernij was de komst van contractarbeiders naar Suriname. Voor het overgrote deel waren zij afkomstig uit India en Java. Onder zeer zware omstandigheden moesten zij in Suriname een nieuw bestaan opbouwen.
Op dit moment stamt ongeveer twintig procent van de bevolking van Den Haag af van mensen die het slachtoffer werden van koloniale onderdrukking of van slavernij.
© ANP
Het onderzoek naar het Haagse slavernijverleden is volgens de burgemeester een begin van een veel groter programma om de herinnering aan kolonialisme en slavernij een vaste plaats te geven in de Haagse herdenkingscultuur. Hiervoor wordt een adviescommissie in het leven geroepen, die met de Haagse samenleving in gesprek gaat, beloofde hij. Er komen monumenten die herinneren aan de slachtoffers van kolonialisme en slavernij, op scholen zal er aandacht aan worden besteed en 2023 wordt een groot herdenkingsjaar. Dan is het 160 jaar geleden dat de slavernij werd afgeschaft en 150 jaar geleden dat de eerste contractarbeiders naar Suriname kwamen.
De herinneringen aan het leed dat kolonialisme en slavernij hebben veroorzaakt moeten 'verankerd worden in het collectieve geheugen' van de stad, zei de burgemeester. 'Met als doel recht te doen aan alle slachtoffers en alle nazaten. In de hoop dat, op termijn, het gezamenlijk herinneren een gedeelde herinnering kan zijn. En dat wij, hier in Den Haag, op basis van dat gezamenlijk verwerkte verleden nog beter kunnen bouwen aan een gezamenlijke toekomst.'