Twee musea verdwijnen uit Den Haag

Minister Robbert Dijkgraaf leest voor in het Kinderboekenmuseum
Minister Robbert Dijkgraaf leest voor in het Kinderboekenmuseum © ANP
DEN HAAG - Het Literatuurmuseum en het bijbehorende Kinderboekenmuseum verdwijnen uit Den Haag. Dat is vrijdag bekendgemaakt. Over twee jaar hoopt het museum de deuren in een historisch pand in Utrecht te kunnen openen. Het museum zit nu nog in een gebouw naast station Den Haag Centraal, maar moet daar binnen een paar jaar uit. Daarom moest er worden gezocht naar een andere locatie.
Het Literatuurmuseum bestaat sinds de jaren vijftig en heeft altijd in Den Haag gezeten. Eerst in het voormalige Haagse stadhuis aan de Groenmarkt, later in de Juffrouw Idastraat en sinds 1982 in het huidige pand, onder de Koninklijke Bibliotheek. Er wordt al een tijdje gezocht naar een nieuw onderkomen omdat het gebouw verouderd is en opknappen te duur zou zijn. Directeur Aad Meinderts legt uit:
Literatuurmuseum/Kinderboekenmuseum gaat naar Utrecht verhuizen
Aanvankelijk had het museum het oog laten vallen op het Staalcomplex aan het Toernooiveld in Den Haag, maar dit is niet gelukt. Uiteindelijk is het dus Utrecht geworden. De gemeente Utrecht wilde het museum graag binnenhalen, omdat die stad sinds 2017 de titel UNESCO City of Literature heeft.
Het nieuwe pand van het Literatuurmuseum in Utrecht
Het nieuwe pand van het Literatuurmuseum in Utrecht © Gemeente Utrecht
Het gebouw in Utrecht heet 'Magazijn De Zon' en staat midden in het centrum van de stad. Het is oorspronkelijk gebouwd als warenhuis van V&D en heeft een opvallende lichtkoepel. Volgens directeur Aad Meinderts van het Literatuurmuseum is het een ideale plek voor de collectie, die onder meer bestaat uit brieven en portretten van schrijvers, handgeschreven manuscripten en illustraties uit kinderboeken. Wel moet het eerst worden gerenoveerd.
Wanneer het museum in Den Haag de deuren sluit is nog niet bekend. In 2025 moet het heropend worden in Utrecht. Het literatuurmuseum trekt nu 100.000 bezoekers per jaar. De directie hoopt dit aantal in Utrecht te kunnen verdubbelen.